De energietransitie brengt grote uitdagingen met zich mee. Gemeenten, woningcorporaties, huurders en woningeigenaren staan voor de taak om miljoenen woningen energiezuiniger te maken: vóór 2050 zeven miljoen woningen van het aardgas af, en in 2030 moeten al zo’n anderhalf miljoen woningen verduurzaamd zijn. Deze transitie is niet alleen een technische of beleidsmatige kwestie, maar komt ook letterlijk dichtbij huis, omdat ze directe gevolgen heeft voor de manier waarop we wonen en leven.
Energiepraktijken
Energieverbruik in huis is verweven met allerlei dagelijkse handelingen, zoals het verwarmen van je huis, koken op gas of elektra, douchen en de was doen. Dit soort routines waarbij energie wordt gebruikt noemen we energiepraktijken. Net als dat het uitstoten van CO2 geen bewuste keuze is, is ook het verbruik van energie geen bewuste keuze, maar een bijkomstigheid van de manier waarop we leven. Zo is het bijvoorbeeld voor veel mensen normaal om elke dag te douchen, maar vroeger was dit heel anders. Tegelijkertijd gaat het weinig over dagelijkse praktijken binnen de energietransitie, Daarbij gaat het vooral over de aanbodkant van energie; het gebruik
van schone energie, aanleggen van windparken en het plaatsen van zonnepanelen. We verliezen de vraagkant uit het oog: waar gaat al die energie heen? Als het al over die vraagkant gaat, dan is
dat meestal in de vorm van eenmalige acties die zorgen voor (meer bewustzijn over) energiebesparing, isolatie en zuinige apparaten. Het is lastig om dit soort ideeën te verbinden met onze dagelijkse praktijken waarin energie wordt gebruikt, zoals wanneer de vaatwasser
ingeruimd wordt, op welke temperatuur het huis warm genoeg aanvoelt en of het raam in de slaapkamer open of dicht moet. Kortom, hoe je in je huis woont, hoe je je dag inricht, met wie je samenleeft, en wat je belangrijk vindt. In dit onderzoek kijken we naar beiden kanten van de spiegel.

Verduurzaming van woningen
Retrofitting
We gebruiken energie door verschillende energiepraktijken, zoals wassen, verwarmen en koken. Momenteel is er echter in beleid vooral aandacht voor ‘retrofitpraktijken’ waarmee huizen energiezuiniger worden gemaakt. Retrofitting is het maken van aanpassingen aan een bestaande woning (letterlijk: het achteraf inpassen van nieuwe dingen. Energie-retrofitting is het verduurzamen van de woning. Denk hierbij aan renovaties of verduurzamingsmaatregelen, zoals het installeren van een warmtepomp, isoleren van de woning, of de plaatsing van zonnepanelen, maar ook aan kleinere maatregelen, zoals het installeren van ledlampen of het aanbrengen van tochtstrips of radiatorfolie. Net als bij energiepraktijken, spelen ook bij retrofitpraktijken verschillende betekenissen, vaardigheden en materialen een belangrijke rol.
Betekenis en gevoel
Het is opvallend dat bepaalde betekenissen in de energietransitie meer aandacht krijgen dan andere betekenissen. Er ligt veel nadruk op de technische specificaties van verschillende oplossingen en op de financiële kant van woningverduurzaming: op besparen en investeren. Deze betekenissen zijn natuurlijk van belang, maar het zijn niet voor iedereen de enige of de belangrijkste betekenissen die een rol spelen bij retrofitting. Wij zagen bijvoorbeeld ook betekenissen zoals comfort, toekomstbestendigheid, onafhankelijkheid en het mooier maken van het huis.
Het verduurzamen van de woning kan ook leiden tot een verandering in dagelijkse praktijken. Veel zorgen of vragen over energie-retrofitting gaan over dit soort veranderingen. Vooral hoe iets klinkt, eruitziet en aanvoelt blijkt hierin belangrijk. Zo zijn bij de aanschaf van warmtepompen vaak zorgen over het geluid dat zo’n apparaat maakt, maar we horen bijvoorbeeld ook dat mensen de buitenunit er niet mooi uit vinden zien aan hun gevel of in hun tuin.

Ook de ervaring van comfort in huis verandert: het is vaak wennen dat je huis een constantere temperatuur heeft en dus minder snel kan opwarmen. Daardoor kun je bijvoorbeeld niet tegen een warme radiator kan gaan zitten als je het koud hebt. We spraken hierover met een medewerker van een woningcorporatie die vertelde:
Huurders staren zich blind op ‘het is nieuw en dus is het helemaal fantastisch’ en ‘dan krijg ik wat ik heb maar dan de verbeterde versie.’ Alleen die verwachting komt niet uit op het gebied van de ervaring van comfort in je woning, omdat die echt wel heel anders is dan wat je gewend bent. En dan is een woning beter geïsoleerd en kan je de temperatuur beter instellen, maar inderdaad, als je binnenkomt met een natte broek dan kan je je broek nergens over de verwarming leggen.
‘Comfort’ gaat verder dan een aangename temperatuur in de woning. Denk bijvoorbeeld aan een haardvuurtje: voor veel mensen is dat niet alleen een manier om hun huis te verwarmen, maar ook een manier om voor een gezellige sfeer te zorgen. Daarbij speelt niet alleen de warmte een rol, maar ook het zichtbare gloeien van het vuur, het knisperen van het hout, en de geur van rook en hout. Maar, woningverduurzaming zorgt ook vaak voor meer comfort, zo kunnen nieuwe ramen ervoor zorgen dat er minder tocht is in huis en zorgt vloerverwarming voor minder koude voeten.

Een ander voorbeeld is de overgang van koken op een gasfornuis, met vlam, naar elektrisch koken, zoals op een inductieplaat. Niet alleen is dit een verandering in materialen (een nieuw fornuis en pannen) en vaardigheden (hoe lang moet iets koken op een inductiefornuis?), maar soms betekent dit ook je bepaalde gerechten niet meer zo eenvoudig kunt maken. Het roosteren van aubergines en paprika’s op een open vlam, bijvoorbeeld. Dit kan een grote impact hebben, omdat gerechten vaak sterk verbonden zijn met culturele betekenissen, emoties en gevoelens van nostalgie.
Deze voorbeelden proberen niet duidelijk te maken dat de ene praktijk beter of slechter is dan de andere praktijk, maar juist dat nieuwe technologieën ook het afscheid van oude praktijken en de introductie van nieuwe praktijken met zich meebrengen. Dat kan wennen zijn, omdat er nieuwe routines moeten worden opgebouwd.

Materiaal en circulariteit
Op basis van ons onderzoek kunnen we een onderscheid maken tussen twee verschillende soorten energiebesparende praktijken: energiepraktijken waarin het gebruik van ecotechnologieën een grote rol speelt en energiepraktijken waarin energiebesparing sterker samenhangt met betekenissen rondom gematigdheid en het gebruik van zo min mogelijk nieuwe materialen. Bij deze laatste variant worden minder apparaten en andere spullen gebruikt en zijn hergebruik en tweedehandsmaterialen belangrijk. Wanneer ecotechnologieën centraal staan, wordt energie bespaard door de inzet hiervan. Het vertrouwen in deze technologieën kan soms alleen zo groot zijn dat mensen zich in hun dagelijkse energiepraktijken juist meer energieverbruik veroorloven, wat (een deel van de) besparingen tenietdoet. Een te grote focus op de inzet van ecotechnologieën en verduurzaming door middel van nieuwe materialen zonder aandacht voor hoe onze dagelijkse praktijken, zal onze problemen dan ook niet oplossen. Zeker gezien het feit dat ons gebruik van apparaten en technologieën die veel energie verbruiken, zoals het gebruik van AI en het streamen van films en series, stijgt. De energie die we besparen door kleine maatregelen en nieuwe technologieën, wordt vaak ruim overstegen door nieuwe energie-intensieve praktijken. In de woorden van onderzoeker Sarah Darby:
Het is alsof je stapjes naar beneden doet op een roltrap die omhoog beweegt.
Deze verantwoordelijkheid ligt echter niet volledig bij het individu. De energietransitie kan aanvoelen als een individuele keuze, als iets waar mensen hun verantwoordelijkheid in moeten nemen, terwijl de energietransitie in grote mate bepaald wordt door onze materiële en institutionele omgeving. Kiest de gemeente bijvoorbeeld voor een warmtenet of voor elektrificatie? Ben je eigenaar of huurder? Dat is allemaal relevant voor de energiepraktijken waaraan je deel kunt nemen.
Een extra risico van de sterke focus op verduurzaming via ecotechnologie en op
individuele verantwoordelijkheid, is dat door de kosten van deze technologieën niet iedereen kan deelnemen aan deze manier van verduurzamen, waardoor mensen het gevoel krijgen dat ze
achterblijven, terwijl we weten dat juist huishoudens die weinig te besteden hebben een lagere CO2-voetafdruk hebben dan huishoudens met een hoger inkomen.
Daarom moeten we nadenken over de voorwaarden die ervoor zorgen dat een lager
energieverbruik vanzelfsprekend wordt, met aandacht voor dagelijkse energiepraktijken, maar ook voor onze materiële en institutionele omgeving. Bijvoorbeeld door meer aandacht te geven aan de inzet van tweedehandsmaterialen voor retrofitting. Nieuwe producten brengen veel (verborgen) milieukosten met zich mee. Zeker bij subsidies voor (woning)verduurzaming is het goed om hier meer ruimte voor in te bouwen.
Vaardigheden en gezamenlijke verduurzaming
Bij retrofitting komen ook belangrijke vaardigheden kijken: je moet informatie inwinnen, keuzes maken over de maatregelen, plannen wanneer de verduurzaming plaatsvindt, een kostenschatting maken, subsidie of lening aanvragen en ga zo maar door. Vervolgens is de vraag of je zelf gaat en kan klussen, of dat er een betrouwbare aannemer moet worden gezocht. Dit zijn geen eenvoudige opgaven. Wel willen, maar niet kunnen verduurzamen, komt niet alleen door een gebrek aan financiële middelen, maar vaak ook een gebrek aan tijd of mentale ruimte om verduurzaming te organiseren.
Een verduurzamingsactie samen uitvoeren (collectieve retrofitting) kan voor veel mensen een goede manier zijn om hun woning toch te verduurzamen. Zo kan je gebruik maken van elkaars sterke kanten: de één kan misschien goed plannen en organiseren, en de ander subsidies aanvragen, en is weer iemand anders een handige klusser. Zo vertelde een bestuurslid van een VvE ons:
We hebben in de VvE twee mensen, een van hen is politieagent geweest en de andere is piloot bij de KLM geweest. En allebei met pensioen. Nou, prima mix, die piloot die weet technisch een heleboel. Hij weet allerlei knopjes en zo. En die politieman die weet een beetje hoe je met mensen om moet gaan.
Zeker als gezamenlijke verduurzamingsacties gecombineerd worden met een subsidie voor (tweedehands) bouwmaterialen, is dit een kansrijke oplossing die inspeelt op materialen, vaardigheden, maar ook betekenissen (samen, gezelligheid).
In ons onderzoek hebben we verschillende vormen van collectieve retrofitting bestudeerd. Naast gezamenlijke klusdagen met buren, komt gezamenlijke verduurzaming bijvoorbeeld ook bij VvE’s en gespikkeld bezit (wijken met huur- en koopwoningen door elkaar heen) voor. Bij gespikkeld bezit is dit vaak zo wanneer woningcorporaties gaan renoveren en eigenaren van koopwoningen uitnodigen om mee te doen met (een deel van) hun verduurzamingsmaatregelen, terwijl gezamenlijke verduurzaming bij VvE’s een noodzaak is, omdat de VvE samen zorg draagt voor het gebouw van haar leden. Hoewel samen verduurzamen kansrijk is, zien we ook dat het gezamenlijke besluitvormingsproces niet eenvoudig is. Een grote diversiteit van bewoners, met elk eigen vaardigheden, opvattingen en belangen, kan zowel een kracht als een beperking zijn. Het valt niet mee om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen.
Het Woonwaardengesprek
Voortbouwend op ons onderzoek, zijn we aan de slag gegaan met twee
vragen die vaak met elkaar te maken hebben:
- Enerzijds, hoe kunnen we in het gesprek over verduurzaming meer ruimte creëren voor andere betekenissen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen zich behoord voelen?
- Anderzijds, hoe kunnen we mensen die samen aan de slag willen gaan met het verduurzamen van hun woning ondersteunen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het proces van collectieve retrofitting beter verloopt?
Deze vragen leidden tot één centrale ontwerpvraag, waarmee we toewerkten naar een concreet eindproduct. We hebben besloten een gespreksmiddel te maken dat antwoord geeft op de vraag:
Hoe kunnen we zorgen voor een open, fijn en inclusief gesprek, waarin initiatiefnemers van gezamenlijke verduurzaming waardevolle input kunnen ophalen en (mede)bewoners zich gehoord voelen?
We hebben hierin samengewerkt met ontwerpbureau morgenmakers. Het was voor ons belangrijk om dit gespreksmiddel samen met betrokkenen te ontwikkelen. Zo konden de wensen, ervaringen en belangen van bewoners, VvE-leden en -besturen, gemeentemedewerkers en adviesorganisaties meegenomen worden en konden we samen iets maken dat goed aansluit op hun behoeften. In drie ontwerpsessies hebben we toegewerkt naar een prototype, dat in de praktijk is getest met bewoners. Vervolgens hebben we aan de hand van hun feedback een eindontwerp gemaakt: het Woonwaardengesprek.

© 2025 Sem Jordaan.
Woonwaardengesprek is een interactief en laagdrempelig gespreksmiddel, waarmee buurtbewoners, VvE-leden of huurders samen kunnen praten over wat er nodig is om fijn te (blijven) wonen in hun huis, buurt of gebouw. Tijdens het Woonwaardengesprek bespreken bewoners in een groepje (5-8 personen) wat ze belangrijk vinden aan fijn wonen en welke kansen en zorgen er zijn. Vervolgens verkennen ze mogelijke maatregelen om hun woonomgeving te verbeteren en wordt er een eerste stap gezet richting concrete plannen en initiatieven.

© 2025 Sem Jordaan.
De gespreksdozen zijn te lenen bij gemeente Barendrecht, Ridderkerk en Albrandswaard en de Erasmus Universiteit.